5. Hoofdstuk 5 - statistiek en procenten

  • Ik gegevens gebruiken uit (kranten)artikelen voor het maken van berekeningen.
  • Ik kan gegevens uit (kranten)artikelen combineren zodat nieuwe informatie wordt verkregen.
  • Ik kan rekenen met grote getallen.
  • Ik kan gegevens uit tabellen combineren zodat nieuwe informatie wordt verkregen.
  • Ik kan de procentuele toename (afname) berekenen bij gegeven beginhoeveelheid en eindhoeveelheid.
  • Ik ken het begrip vermenigvuldigingsfactor bij een procentuele verandering.
  • Ik weet dat bij een procentuele toename van 8% OUD de vermenigvuldigingsfactor 1,08 is.
  • Ik weet dat bij een procentuele afname van 8% OUD de vermenigvuldigingsfactor 0,92 is.
  • Ik kan rekenen met herhaalde procentuele veranderingen.
  • Ik kan afronden in de geest van de context.
  • Ik kan de beginhoeveelheid berekenen bij gegeven groeipercentage en eindhoeveelheid.
  • Ik kan de totale hoeveelheid berekenen als een zeker percentage van het geheel gegeven is.
  • Ik kan allerlei grafische weergaven van cijfermateriaal aflezen en tekenen.
  • In concrete situaties kan ik een verstandige keuze maken tussen de verschillende mogelijkheden van grafische verwerking.
  • Ik weet dat een verkeerd gebruik van grafische verwerking een misleidende indruk kan geven over het cijfermateriaal.
  • Ik weet aan welke eisen een grafiek moet voldoen zo, dat geen misleidende indruk ontstaat.
  • Ik weet wat interpoleren en extrapoleren is.
  • Ik weet dat bij interpoleren en extrapoleren voorzichtigheid geboden is.

Algemene aanwijzingen
  • Rond geldbedragen af op hele centen, tenzij anders gevraagd.
  • Rond percentages af op één decimaal, tenzij anders gevraagd.
  • Let op bij het afronden ook op honderdtallen e.d.
  • Er zijn (zeg maar) 7 verschillende soorten berekeningen met procenten. Zorg dat je die goed kent, zodat je alle berekeningen met procenten foutloos kunt maken.
  • Bij procenten is het verreweg het handigst om met groeifactoren te rekenen. Dat is wel lastig, maar uiteindelijk de beste manier. Als je ’t eenmaal doorhebt dan worden heel veel berekeningen veel gemakkelijker en sneller.
  • Je kunt ook verhoudingstabellen gebruiken. Kijk goed wat ‘oud’ en ‘nieuw’ is en wat ‘de toe- of afname’ is.

Website

©2004-2024 Wiskundeleraar - login