` Wiskundeleraar
©2012 wiskundeleraar.nl

B. Wat is relatief?

Gegeven is een tabel met de consumptie van karnemelk, vla en yoghurt in liters per huishouden in de jaren 2000 en 2007. Deze consumptie is afgenomen. De vraag is nu: van welk product is de consumptie het meest afgenomen?

q8517img1.gif

Je kunt zeggen dat de consumptie van 'vla en yoghurt' in de periode 2000-2007 meer is afgenomen dan de consumptie van 'karnemelk'. Maar is dat zo? Je kunt ook zeggen dat de consumptie van 'karnemelk' in de periode 2000-2007 juist meer is afgenomen vergelijken met de consumptie van 'vla en yoghurt'. Maar hoe zit dat nu?

Absoluut of relatief?

Je kunt kijken naar de absolute afname. In dat geval is 'een afname van 5' minder dan 'een afname van 6'. De afname van het aantal liters per huishouden is bij 'vla en yoghurt' groter dan bij 'karnemelk'.

Maar een afname van 5 van de 20 is meer dan een afname van 6 van de 74. Je kijkt dan naar de relatieve afname. Het gaat daarbij de verhouding van de afname en wat je had. In relatieve zin neemt het aantal liters karnemelk veel meer af dan de liters vla en yoghurt.

Een ander voorbeeld

Hieronder zie de verkoopcijfers van Jan, Piet, Joris, Corneel, Marc en Frits van 2012 en 2013.

q8590img2.gif

Als je naar de absolute aantallen kijkt dan blijkt dat Jan en Piet dezelfde aantal hebben verkocht. Joris en Corneel hebben minder verkocht. Marc en Frits hebben veel minder verkocht.

Als je naar de percentages kijkt dan lijkt het of Jan, Piet, Joris en Corneel meer hebben verkocht. Dat is ook zo, maar dat is dan in relatieve zin.

Hoe kan dat? Iets kan in absolute zin afnemen, maar als het totale aantal afneemt dan kan zoiets in relatieve zin toenemen.

Beantwoord onderstaande vragen en zet je antwoorden in het tekstvlak hieronder.

Opdracht 1

De minister beweert dat de werkloosheid met 3% is afgenomen. De vakbonden reageren zeer verontwaardigd, want het aantal werklozen is volgens hen toegenomen met 160.000 mensen. Toch hebben ze allebei gelijk.
Maar kan dat eigenlijk wel? Zo ja... leg uit. Je kunt ook ZELF een eenvoudig getallenvoorbeeld geven waarmee je laat zien dat iets in relatieve zin afneemt terwijl het in absolute zin toeneemt.

Opdracht 2

Jansen verdient per maand 2000 euro en krijgt 250 euro loonsverhoging. Pietersen verdient per maand 3600 euro en krijgt 300 euro loonsverhoging.
Bij wie is de blijdschap het grootst? (leg uit)

Opdracht 3

Ik las ergens dat door allerlei maatregelen het aantal studenten dat kiest voor een technische opleiding met 10% is toegenomen. Dat klinkt leuk, maar dat zegt eigenlijk niet zoveel.... 

Leg uit waarom.


Volgende Vorige

Terug Home

Login View